We beginnen met het begin: Beervelde, 7 april. Ons vertrek geeft niet het verwachte overdonderende vrijheidsgevoel zoals bij ons Spanje-vertrek. Met veel goesting en enthousiasme gaan we op weg, maar dat indringende gevoel van “jeetje, zie ons hier rijden”, is er niet. “Life goes on”, bij ons heeft dat leven sinds een dikke twee jaar wielen en een slak zal zich ook niet telkens opnieuw verbazen over dat huisje op hare rug.
Beervelde -Dahn (Duitsland) – meer van Konstanz (grens met Oostenrijk) – Landeck (Oostenrijk) – Reziapas – Trento (Italie). Daarbij moet gezegd worden dat er tijdens ons verplichte Zwarte Woud-wandeling geen enkele mooie dokter (type bruine krullen, groene ogen) van de Schwarzwaldkliniek ons pad kruiste om die lastige sneewwandeling wat op te fleuren. Enfin, dat wandelen tot aan uw knieën in de sneeuw was niet echt waar we na die koude Belgische winter veel goesting in hadden … Prachtige zichten onderweg, dat wel, maar geef ons toch maar Trento, waar we het gevoel hadden dat we “toegekomen” waren !! Onze eerste woorden op Italiaanse bodem, die vaak herhaald werden, waren: “2 gustis, stracciatella e biscotto”. Zon en ijs, de Schwarzwalddokters waren vergeten!
Geleidelijk aan zakten we af naar de Italiaanse kust. Jesolo stond als eerste op het programma, het stadje waar de grootouders van Els jaren op vakantie zijn geweest. We bezochten de hoteleigenaars en “groeten” en flessen wijn werden meegegeven

Vanuit Jesolo kon Venetië gemakkelijk bezocht worden. We kochten een ticket waarmee we twee dagen alle openbaar vervoer naar en in Venetië (en eilanden) mochten gebruiken. En deze keer geven we de reisgidsen gelijk: Venetië is mooi! De schoonheid zat hem voor ons vooral in de rust: rondwandelen zonder voorbijsnoevende auto’s en de boot op als we eventjes wilden rusten. De minst mooie kant aan Venetie is dat alles zó georganiseerd is dat je bijna (bijna hé, ons nie gezien!) verplicht bent om geld uit te geven: heel dure publieke WC’s, weinig zitbankjes, dure horecazaken, … Heel Venetië en omstreken hebben we afgedweild en we besloten dat Venetië de stad is die we tot nu toe het meest ontspannend vonden om te bezoeken.




Over onze indrukken van Venetië tot Triëste is een ander verhaal te vertellen. Zeer wisselvallig weer, veel verbodsbordjes voor campers, stranden die ontsierd worden door rijen en rijen parasollen, de vloedlijn die opgekuist wordt (das broodroof, waar moet een schelpen-juwelen-ontwerpster nog haar gerief halen in deze tijden!), … Het toppunt was Grado waar je moet betalen om op het strand te liggen en waar die twee Belgen ´s avond per toeval binnen zijn geraakt en opgesloten zaten tussen de hoge hekken met piekses op! Moet het gezegd worden dat dat op den duur ferm op de zenuwen werkt …



En wat doen we dan als de kust-gekte ons op de zemels werkt … inderdaad eventjes stoom afblazen in het binnenland. Monfalcone: niks te beleven, fantastisch! Een stadje waar de Italianen weinig pauwgedrag vertonen, waar de Bangladeshers internetcafés openhouden en Afrikanen zelfs op doordeweekse dagen aan de ingang van de Lidl sjakosjen staan te verkopen. En zo dobberden we verbodsbordje na overgecommercialiseerde badplaats na opgekuist strand door tot Triëste en toen … basta Italia!!
Slovenië
Slovenië!!
Om het met een cliché te zeggen: vriendelijk dat de mensen hier zijn. Of in onze eigen woorden: we geven een feestje als we de eerste ambetante Sloveen tegenkomen! Voorbeelden. Na een doucheloze maand vragen we op een camping of we tegen betaling even onder een warme straal mogen kruipen. De douches worden speciaal terug voor ons geopend, de kuisvrouw vindt het geen probleem dat we in haar weg lopen en achteraf staan ze erop dat we niks betalen. Ook in gesprekken met Slovenen (bijna iedereen spreekt Engels) ondervinden we dat soort gastvrijheid. We gaan op camper-burenbezoek voor een (te veel) welkomstborrel of raken aan de praat met een wandelaar, het meisje van de toeristische dienst, mensen die oorbellen komen kopen, … Telkens geven ze ons het gevoel dat de tijd stilgezet mag worden voor een ontmoeting. Wij kunnen onze vragen over hun taal, geschiedenis, landschap, natuur, … afvuren, welke ze met veel enthousiasme en openheid beantwoorden.

Onze eerste Sloveense halte is de kust, letterlijk ” ‘t zeetje” want maar 42 km lang met Koper (tegen Italië), Piran en Portoroz (tegen Kroatië) als belangrijkste dorpen. Elk dorp heeft zijn specialiteit en hoe meer richting Kroatië, hoe hoger het Disney- gehalte …
Koper is een haven- en universiteitsstadje met weinig toeristische poespas. Enkel als er een cruiseschip toekomt worden in allerlijl enkele houten kioskjes opengezet om de Engelse toeristen te voorzien van hun dagelijkse portie souveniers. We leren er onze eerste Sloveense woorden: Sladoled en 2 kepice, meer heeft een mens niet nodig om een ijske te bestellen. Dat Sloveens valt trouwens goed mee. ‘t is verstaanbaar (‘t is te zeggen dat we na een tijdje de woorden kunnne onderscheiden) en er zijn geen lidwoorden (hoera!!!). “De appel” of “een appel”, gewoon “jabolko”. Nog iets eigenaardigs: naast het enkelvoud en het meervoud nu ook het tweevoud! Tot groot ongenoegen van de oudere generatie wordt dit tweevoud verwaarloosd en weinig gebruikt door de jongeren (nogmaals hoera!!!), dit wordt dus iets voor in ons laatste jaar Sloveens.

We blijven een week in Koper rondhangen terwijl het dagelijkse leven van de Slovenen voor onze ogen verderkabbelt. En ze zijn der vroeg bij: tussen 7 en 8u begint de werkdag en om een uur of drie heeft iedereen nog een halve dag vrij voor de boeg. De werkweek loopt dan meestal door tot zaterdag, maar de mensen die wij daarover spraken, zeiden dit te verkiezen boven het “Europese uurrooster” waar je wel een volledig weekend hebt, maar een hele werkweek lang weinig vrije tijd hebt.
Na een week krijgen we het lumineuze idee om op een feestdag richting Piran te rijden … Alle parkeerplaatsen zijn uitverkocht, bakkenst heet, Piran lijkt op een mierenhoop en ons humeur daalt zienderogen. Maar we kennen de trucen van de foor en vinden uiteindelijk vlak voor Piran een goeie staanplaats voor de Gelen. Een mooi wandelpad langs de zee leidt tot het Middeleeuws stadje. Leuke steegjes en vooral oorbel-lievende toeristen: de schelpenhandel draait op volle toeren, misschien wilden mensen zo wel het gebrek aan schelpen op het strand compenseren.


Commerce ten top vinden we in Portoroz: casino-hotel-souvenierwinkel-casino-hotel-nog duurder hotel-… We lopen er 1 uur wat verdwaasd in rond en houden het voor gezien! We kicken na het Portoroz-uurtje nog even af in Koper en daar sluiten we de kustepisode af: op naar het binnenland!
We hadden gelezen dat er in Cerknica een “verdwijnend meer” is. Niet goed wetend wat ervan te peizen, trekken we ernaar toe. We kiezen voor een baantje binnendoor … Prachtige zandweg door het bos, maar net iets te veel splitsingen en te weinig pijlen zodat we hopeloos verloren rijden. Indrukwekkend is het wel om na veel gehobbel en stof gevreten te hebben het bos uit te rijden en het meer te zien.



De Rakov Škocjan vallei met zijn grotten is onze favoriet. Ergens temidden van de bossen stortte duizenden jaren geleden het plafond van een grot in, met als resultaat dat je vandaag natuurlijke bruggen en grotten hebt waar je gewoon door en in kan wandelen. We maken er een dauwtrip door de bossen van; de ene heeft al meer tijd nodig om wakker te worden dan de andere … We volgen de rivier die plots letterlijk in de grond verdwijnt en zien haar verder terug in een grot boven komen. Fascinerend om te zien hoe water boven- en ondergronds verdwijnt en terug opduikt. Om het helemaal sprookjesachtig te maken speelt ook de temperatuur mee: eens je een grot nadert voel je een koude adem op je afkomen. Kippenvel! En deze keer niet dankzij brullende tochtgenoten! Het mooie aan deze grotten en bruggen is dat we ze alleen kunnen binnenwandelen en er op ons gemak kunnen rondhangen / volledig wakker worden!




Rakov Škocjan vallei

- Uitzicht vanaf Sneznik
Het idee van mooi uitgestippelde routes laten we snel varen: met een kaartje van de toeristische dienst trekken we de immense bossen in. Bij “bos” denkt een Belg spontaan aan een omheinde lap grond met aangeplante sparren, aan het constante achtergrondgeluid van auto’s op de snelweg of aan sparrenbossen wachtend op de kettingzaag. Niet zo in Slovenië: de meeste stukken bos zijn in privebezit, maar we zien nergens een omheining. Mensen mogen bomen kappen in hun bos, maar moeten daarvoor toestemming krijgen van Bosbeheer. Geen kaalslag hier, maar hier en daar een boom die klaar ligt om weggesleept te worden. Maar om de Slovenen niet helemaal heilig te verklaren: zondagse stropers zijn een universeel verschijnsel! Rondom de kleine dorpjes die we passeren zien we ook een ander soort landbouw dan die “van ons”. Geen monoculturen, maar weiden met mooi sappig gras en hier en daar een stukje omgeploegde grond voor een moestuintje. Sommige huizen ontsieren deze tafereeltjes op hilarische manier door de kleuren van hun gevels (zalmroze, pastelgroen, knaloranje, citroengeel, …).

In zo een natuur is het niet erg om verloren te lopen en dat doen we dan ook geregeld. Ons kaartje is niet gedetailleerd genoeg, weinig tot geen pijlen onderweg, maar bloemen, libellen, vlinders en ander gespuis doen ons onze zere voeten vergeten!
Enfin, de streek bevalt ons zo, dat we er graag nog meer over te weten willen komen. Daarnaast willen we een periode van letterlijke en figuurlijke stilstand: tijd om op 1 plek te zijn, tijd om na te denken over het wat-hoe-waarom van onze reis. Vrijwilligerswerk op een ecologische boederij in ruil voor kost en inwoon is wellicht de meest beleefde manier om bij mensen over de vloer te komen en onze neus te steken in hun manier van leven en werken! We zijn welkom op de ecologische paardenboederij van Frances, Bernarda en hun drie kinderen (Marco, Daniel en Luccia). Een boerderij in Dane (vlakbij Cerknica) waar al acht generaties zwoegen en zweten om te overleven.

Momenteel leven er drie generaties samen. Mag ik u voorstellen, op de boerderij Kandare:
– Omi en opi: ouders van Frances die nog steeds op de boerderij wonen en zien hoe hun zoon met zijn gezin de boerderij verder ontwikkelt. Opi werkte vroeger in de plaatselijke fabriek, zodat het gezin kon overleven. Omi werkte daardoor voor twee op de boerderij. Nu hebben ze allebei een eigen plekje op de boerderij: opi zorgt voor het verzagen van het brandhout en krijgt het op zijn zenuwen van tierende kleinkinderen (die hij dan goed de les spelt om daarna fluitend weg te zakken in zijn zetel). Omi zorgt dat er elke middag traditionele degelijke Sloveense kost op tafel komt met bijhorend dessertje!
– Frances en Bernarda: Frances is de zoon des huizes, getrouwd met een Sloveense boerendochter uit het Noorden. Ze willen de boerderij op een ecologische, traditionele manier runnen. Hun boerderij is niet in eerste instantie een vleeskwekerij, maar een boerderij waar rondritten te paard georganiseerd worden. Het boerderijwerk wordt gecombineerd met het ontvangen van toeristen. De keuze om moderne landbouw samen te laten gaan met traditionele gebruiken, valt soms moeilijk te begrijpen voor omi en opi. Zij weten uit ervaring hoe zwaar het is om alles manueel te doen en begrijpen het niet altijd als de tractor op stal blijft voor een zware klus. Tussen Bernarda en Frances is er onderling een takenverdeling waar we snel in meedraaien, willen of niet. Vrouwen doen de binnentaken en het lichtere buitenwerk, mannen houden zich enkel bezig met buitenklussen. Els heeft het daar niet altijd gemakkelijk mee: er wordt haar niet gevraagd wat zij het liefste wil doen, ze wordt automatisch ingeschakeld voor de vrouwentaken. Af en toe lukt het haar om eraan te ontsnappen, zodat ze aan de lijve kan ondervinden waarom bepaalde jobkes beter door mannen gedaan kunnen worden (hooibalen zijn eigenlijk te zwaar ondanks al haar machogedoe!).
– Marco (8), Daniel (7) en Luccia (3), drie bloedjes van kinderen die ofwel zeer braaf in ons camionet kwamen spelen (schaken, alles overhoop halen, …) ofwel zeer irritant veel lawaai en drukte kunnen maken. Ze helpen ons om onze Sloveense woordenschat uit te breiden!
– de mutčas (een stuk op vijf zwarte katten), een achttal paarden, een zevental koeien en de boerderij is compleet!
Ons camionet kreeg een plaatsje op de boerderij, we hadden douche, wc en maaltijden. In ruil daarvoor werkten we zes dagen op zeven mee. We volgden hun werkritme dat, zoals zij het zelf uitlegden, de rustdagen van hun geloof respecteerde. Dus rust op zondagen en kerkelijke feestdagen. Hun geloof paste volgens hen ook perfect bij het ritme van de natuur: tijdens kerst is er weinig werk op de boerderij en kan er tijd gemaakt worden voor het kerstfeest, tijdens de vasten is er weinig voedsel van het land te halen, tijdens de zomer wanneer er zeer hard gewerkt wordt zorgt het land voor veel groenten en fruit. Het dagelijkse leven is echt doorweven van hun geloof: elke maaltijd wordt er gebeden en zelfs de kleine Luccia kan de gebeden meeprevelen.
Soms kregen we een beetje te weinig werk naar onze zin. Het duurde enkele dagen voor we doorhadden dat ze ons zouden roepen als ze werk hadden. Ondertussen was het een kwestie van ons bezig te houden (wat goed was voor een grote schoonmaak in de Gelen en alle kleren in een sopke te steken!). Dit was een heel ander ritme dan hetgeen we op andere boerderijen gewoon waren waar we doorlopend werkten. Maar die vrije tijd gaf ons wel de kans om de streek rond de boederij goed te verkennen en plots … letterlijk oog in oog te staan met een das! We achtervolgende deze weinig elegante beestjes en vonden ook hun burcht:
Het meeste werk was er te doen met het hooi (we zagen weinig paarden, maar het meeste werk is voor hen): drogen, ostrenice maken en binnenhalen van het hooi. Ostrenices zijn palen waarond hooi gewikkeld wordt zodat het verder kan drogen. Het is een traditie die ze in ere willen houden, het is hun fierheid de eigen vallei met zo veel mogelijk osternices te versieren! Ook hier weer een typische mannen en vrouwenklus: mannen binden het hooi op, vrouwen raken het rondgestrooide hooi op. Modernere boeren maken grote hooibalen van hun hooi dat ze met plastiek omwikkelen. Het voordeel van osternices is dat de blaadjes van de klavers en grassen heel blijft, wat de paarden lekkerder vinden. Een biologe vertelde ons dat het zaad dankzij de osternice nog uit de grassen kan vallen en zich kan verspreiden, wat niet het geval is als het bewaard wordt in plastiek.

Het hooi binnenhalen blijkt niet zo romantisch als verwacht. Wij dachten op voorhand aan filmtaferelen waar iedereen verliefd en al zingend de hooikar vult. Niet dus. De tractor haalt het hooi op en eenmaal binnen begint het karwei van uitladen, in de machine smijten die het hooi opzuigt en van bovenaf terug uitspuwt. Meestal stond Els bovenaan om de slurf te richten zodat alle hooi mooi verdeeld werd.
Andere klussen op de boerderij: nieuwe velden gaan omheinen zodat de kuddes daar konden gaan grazen, Mathieu maakte een douchebankje, aardappelen wieden (om 5u ‘s morgens!), hout stapelen, kinderoppas spelen, ….
douchebankje


Wat ons vooral opvalt en inspireert is hun levensstijl. De boerderij is een ecologische boerderij, maar op een natuurlijke (noodgedwongen?) manier trekken ze die lijn door in hun dagelijkse leven. Ze kweken net genoeg groenten zodat de hele familie er het hele jaar van kan eten. Niet meer, want dan verbruik je meer water dan dat je eigenlijk nodig hebt. Hetzelfde met vlees: er wordt 1 dier per jaar geslacht (het stoutse paard of de koppigste koe) voor de hele familie en daar doen ze het mee. Van generatie op generatie worden recepten doorgegeven voor het inmaken en verwerken van groente, fruit, kruiden en vlees: verse thee, gedroogde thee, vlierbloesemsap, appelazijn, gedroogde appels, ingemaakte rode bieten, brood (tarwe wordt er zelf gemalen), … Zowel binnen- als buitenshuis worden tradities in ere gehouden wat maakt dat ecologisch leven iets “puur natuur” wordt zonder al de frnajes die gemakkelijker in de stad terug te vinden zijn. Er wordt op de boederij weinig gepalaverd of doorgeboomd over een ecologische levensstijl: er wordt gewerkt en heel spontaan is dat op een mens- en natuurvriendelijke manier.
En we sluiten af met … ijsjes uit Stari Trg (befaamd om zijn ambachtelijk gemaakte ijs!)

Om het contrast groot genoeg te maken, rijden we van Dane naar Ljubljana om er de stadslucht te gaan opsnuiven. Om een lang sfeerbeschrijvend verhaal kort te maken: ‘t is hier juust als in Gent: ‘t Gravensteen, de graslei, studenten, alternatief gespuis, … We vinden het hier allemaal terug.
In Ljubljana vinden we Engelstalige tijdschriftjes waar actulaliteit in besproken wordt. Mathieu houdt jullie op de hoogte! In september 2008 werden de verkiezingen gewonnen door de oppositie (centrumlinks). Premier Borut Pahor zet het centrumrechtse beleid van zijn voorhanger rustig verder, waardoor er voor de oppositie ook niet veel te beleven valt. Maar toch,…met de europese verkiezingen in aantocht werd het tijd om zich te gaan profileren. Het vinden van een massagraf in Laško was voldoende om een aantal pijnlijke feiten uit de Sloveense geschiedenis naar boven te halen. We keren even terug naar WO II. Slovenië werd toen bezet door de nazis. Die kregen het aan de stok met de Partizanenbeweging van Josip Broz Tito, een communist. De nazis kregen steun van ˝de collaborateurs˝, katholieken die de linkse ideologie van Tito en consoorten niet echt zagen zitten en toch maar liever voor een fascistische bewind streefden. Na de oorlog werd de afrekening gemaakt en kwamen de verliezers(of toch een deel ervan) in de massagraven terecht. Nu, na het vinden van een zoveelste massagraf, was de rechtse oppositie zo verbolgen over de wandaden van het communisme(links dus), dat ze vroeg voor een verwijdering van Tito’s naam uit het straatbeeld, t’is te zeggen, overal waar een straat of plein naar hem vernoemd is. De gemiddelde Sloveen ligt daar niet wakker van en het laatste nieuws dat we hoorden, is dat er onlangs in Ljubljana een straat naar Tito is genoemd …
Waar er dan wel eensgezindheid is, en waar Janus wel wakker van ligt, is het grensconflict met Kroatië. Bij het uiteenvallen van Yoegoslavië en de onafhankelijkheid van Slovenië in 1991 werden de administratieve grenzen tussen Slovenië en Kroatië als nationale grenzen erkend. Tot ongenoegen van Slovenië, die vindt dat ze aanspraak maakt op een aantal minuscule gebiedjes die nu Kroatisch grondgebied zijn. Daarnaast heeft Slovenië geen doorgang tot de internationale wateren, ook door de schuld van Kroatië. Zolang er geen oplossing komt heeft Slovenië besloten om een veto te stellen voor de toetreding van Kroatië tot de EU. En daar zijn ze dus al jaren over aan het palaveren …
We blijven hier nog enkele dagen in Gent rondhangen en dan …. ???? (nog geen idee)
Slovenië: Triglav en druiven!
Belofte maakt schuld: we geven een feestje, want het is gebeurd! De voorbije maand twee ambetante/vieze Slovenen in 1 klap (toegegeven, we vroegen derom …). Niet dat het aan de Slovenen ligt, wel aan het feit dat we de voorbije maand de toeristische Sloveense toppers bezocht hebben: Ljubljana, Bled (we hadden nochthans gezworen het NIET te gaan bezoeken), Triglavpark, de Sočavallei en terug naar de kust. Veel meer toeristen, dus de regels worden (door parkwachters en politie) veel strenger opgevolgd …
Onze eerste “vieze Sloveen” kwamen we tegen in het Triglav-park. De parkwachter van dienst was niet zo goed gezind omdat we wild kampeerden in het nationaal natuurpark (in een dorp, dus we gokten erop dat dat geen kwaad kon). Wij waren er niet minder slecht gezind om … maar bolden het dus af en zouden van dan af telkens net buiten de parkgrenzen slapen en overdag in de bergen gaan wandelen.
Het Triglav natuurpark bezoeken is in het algemeen een eigen weg zoeken in dat commercieel en streng gereglementeerd stukje mooie Sloveense natuur. De eerste wandelinfo die we krijgen, belooft niet veel goeds. We hebben nochthans grootse plannen om een berghuttentocht te maken. Helaas, te veel sneeuw (dus voor Mathieu derde keer op rij geen Triglavbeklimming), hutten nog gesloten, veel te steile stukken, … Er wordt ons aangeraden de bergen in te gaan met de kabellift(!!?). Ons niet gezien: onze bergbotinnen aan en met bloed, zweet en tranen die bergen op! We maken een 14uren-wandeling door de bergen en merken niks meer van al de commerciele tamtam zo’n 1000 meter lager! Pijnlijke voeten en spieren, maar hoe hoger, hoe mooier Triglav wordt
.
Meer van Bohinj
- Ochtendgloren
Herdershuisjes
Zwarte meer
Sneeuw!!

- De lente begint
- Apollovlinder
- Het valt op dat de infocentra van het park vaak bemand worden door Trezen. Trees = schaap dat niet weet waar bergbottinen voor dienen, maar mensen wel moet informeren over bergwandelingen … Gevaarlijk, die Trezen! Op aanraden van zo’n Trees doen we een wandeling die na een goeie 1000 m stijgen (boehoe!) eindigt in een sneeuwberg waar we liever niet door of over wandelen (boehoe!!)! We druipen en kruipen letterlijk terug naar beneden. De stukken sneeuw die we met moeite naar boven klommen, moeten we terug naar beneden … Er wordt geslierd en getierd met een heldhaftige reddingssprong van Mathieu als toppunt (Els slierde iets te snel richting rotsblok naar beneden …)! Trees zal deze fout geen tweede keer maken …

- Triglav

- te veel sneeuw …
We verlaten het natuurpark via de Sočavallei. Door bruingebrande blonde goden gebruikt voor waterpret (kajak, canyoning, …), tijdens wereldoorlog I gebruikt als frontlinie. De Italianen vochten er tegen het Oostenrijks – Hongaarse Rijk (Slovenie stond aan Duitse kant) en konden zo na WOI een groot stuk van Slovenie en Kroatie tot hun grondgebied rekenen. Langs de hele vallei vind je kerkhoven, gedenktekens, kerkjes, … met als grootste atractie de Vršič- pas die Russische krijgsgevangen gebouwd hebben. Zwoegen en zweten zullen ze gedaan hebben om in de bergen die 45 km lange weg vol haarspeldbochten aan te leggen. Op oude foto’s is te zien hoe lawines met povere houten staketsels tegengehouden moesten worden. We botsen onderweg op een houten kerkje dat Russische dwangarbeiders bouwden toen 400 van hun mensen om het leven kwamen bij een lawine …

- Russisch kerkje
Dit alles brengt ons uiteindelijk tot Nova Gorica. Tijdens WOII werd Slovenië bezet door de Duitsers (Noorden) en Italianen (Zuid en West) die door Tito en co terug buiten gezet werden (Joegoslavie ontstaat). Na de tweede wereldoorlog werd de grens tussen Italie en Slovenie getrokken en kwam Gorizia op Italiaans grondgebied te liggen. Dik tegen de zin van de Slovenen, dus richtten ze op eigen terrein het “Nova Gorica” op. We bezoeken de stad en merken snel dat dit een stadje is zonder geschiedenis: geen gezellige straatjes, enkel nieuwbouw. Van het Sloveense stadsgedeelte kan je zo naar Italie lopen. Het Transalpine-plein is een plein dat op de grens ligt en een symbool is van verzoening, eenheid, vriendschap, … tussen de steden. Grappig hoe ze op dat plein dan wel bloembakken zetten op de grens zodat duidelijk blijft welk deel Sloveens / Italiaans is. Ook op de stadplannetjes worden de wederhelften genegeerd. In Slovenie krijg je enkel een plan voor de nieuwe stad, in Italie haal je dan weer het plan voor Gorizia, de oude stad! We maken van de situatie gebruik om even een Italiaanse supermarkt te bezoeken waar we een aantal zaken vinden die in Slovenië te duur zijn. Ja hoor, Slovenië is niet meer het goedkope landje van tevoren. Na de invoering van de Euro een aantal jaar geleden zijn de prijzen hier ook gestegen, ‘t is een beetje gelijk bij ons nu (wat de winkelprijzen betreft, de lonen daarentegen ….).

Vanuit Nova Gorica rijden we richting Vipava. In Vrhpolje zijn we welkom op een camping, in ruil voor het snoeien van hun wijnranken. Een gezellige kleine camping die tegelijk ook een droevig verhaal meedraagt. Oorspronkelijk was het een boerderij met een zevental koeien, maar dat was financieel niet meer haalbaar. Vader werkt nu in een fabriek aan 400-500 euro per maand, zijn koeienstal is nu een eettruimte voor de gasten, zijn tuin werd campinggrond. Zelf spreekt hij niet goed Engels en als hij door gasten aangesproken wordt, loopt hij snel naar binnen om zijn dochters op te trommelen. Het lijkt soms afsof hij, weinig op zijn gemak, door zijn eigen tuin sluipt. De wijngaarden doen het goed, maar de druiven brengen zeer weinig op. Het strafste van het hele verhaal wordt weeral eens geserveerd door de Europese Unie: Sloveense boeren krijgen subsidies om hun onrijpe druiven af te knippen! Jawel: om de kleine onrijpe druiven weg te smijten, zodat Spanje en Frankrijk hun wijnmonopolie kunnen behouden (op de site van de EU is te lezen dat het afbouwen van de wijnbouw een streefdoel opdat vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd zouden zijn). Slechts enkele boeren gooien hun druiven op de composthoop, omdat dat soort subsidies soms hoger ligt dan de prijs die ze voor hun druiven krijgen. Wijnboeren zijn ook verplicht om sinds de toetreding tot de EU nieuwe wijnranken in Frankrijk aan te kopen en niet meer in Oekraine waar het veel goedkoper was. In Vrhpolje kiezen ze ervoor hun druiven te oogsten. De Sloveense druiven worden vaak geoogst door Roemenen aan 2/3 euro per uur. Slovenen gaan druiven plukken in Italië, waar ze veel beter betaald worden voor hun werk. Benieuwd wie de Roemeense druiven plukt (Turkmenen???)
Wijngaard Vrhpolje
Druiven snoeien!
Els en Thea (dochter des huizes Vrhpolje)
Slovenië is een land waar er vooral aan kleinschalige landbouw gedaan wordt. Voor ons lijkt dit een goeie manier om, in tegenstelling op een industriele manier van produceren, kwaliteitsvol voedsel te produceren. Het probleem is dat die kleine boeren niet opkunnen tegen de grote winkelketens die aan belachelijk lage prijzen producten uit lageloonlanden aanvoeren (ook hier: lang leve Lidl!). Mooi voorbeeld zijn de bonen. Bonen zal je gevreten hebben in Slovenie!! Als je in de winkel een pakje bonen wil kopen, kan je er enkel vinden die uit Canada of Polen afkomstig zijn (veel goedkoper dan de Sloveense bonen). Die kleinschaligheid maakt ook dat er weinig plaatselijke marktjes in Slovenië zijn. In een toeristenbureau krijgen we de uitleg dat de meeste mensen hier een eigen tuintje hebben en net genoeg voor zichzelf kweken. Enkel in grotere steden vinden we markten terug, daar waar weinig mensen een eigen moestuin hebben.
Jota, Sloveense bonenschotel
Terug aan de kust vinden we in Koper niet alleen Sloveense bonen, maar
Slovenië: Oostwaards!
Wat niet vaak voorkomt op reis, is toch gebeurd. Bekenden tegenkomen. En niet zomaar bekenden, maar Sloveense bekenden. Vlak voor we de kust verlieten om oostwaarts te stuiven, kwamen we de familie Kandare tegen (paardenboerderij Dane) die een dagje van de zee kwam genieten. Ze hadden ons gele camionet op de parking zien blinken en een briefje tussen de ruitenwissers gestoken. Het is echt plezant om in een vreemd land onverwachts kennissen te ontmoeten, samen een pint te gaan pakken en bij te kletsen over de voorbije weken.
Op weg naar oostelijke regionen, passeerden we nogmaals het Cerknicameer (het meer dat als een badkuip leegloopt) om te zien of dat in de zomer werkelijk aan het verdwijnen is. En inderdaad:

Onze tocht door het oosten verloopt een groot stuk langs de Kroatische grens. De algemene indruk die we hier krijgen over de “grensproblemen” en de onderlinge verhouding tussen Slovenen en Kroaten is veel rooskleuriger dan hetgeen Slovenen (die niet aan de grens wonen) ons vertelden. Kroaten en Slovenen wonen en werken samen zonder problemen, begrijpen elkaars taal (van anderen hoorden we dat Sloveens compleet anders is dan het Kroatisch …) en vinden die grensconflicten voornamelijk een politiek debat dat door de media opgeklopt wordt. Waar hebben we dat als Belg nog gehoord ….
Het mooiste stukje Oost Slovenie vonden we in de Bela Krajina en vooral in de Kolparivier die voor verfrissing zorgde!

- Kolparivier
We hadden gedacht het Kozjanskipark (regionaal natuurpark) te gaan bewandelen … maar … hoe dichter dat park kwam hoe lelijker de omgeving werd. Dichtbebouwde wijnstreken met felgekleurde gevels zijn niet onze favoriet. Hoewel: de plaatselijke wijnen hebben gesmaakt. In kleine dorpjes waar we even uitrustten of de weg vroegen, werden we af en toe uitgenodigd om zelfgemaakte wijn te proeven. Een goeie gelegenheid om onze hele Sloveense vocabulaire op die mensen uit te testen. Kleine eenvoudige gesprekjes lukken met veel moeite. Ne keer dat ze echt beginnen te kletsen, is het voorlopig nog een kwestie van op de juiste momenten “ja” en “neen” te knikken.
Het Kozjanskipark is niet over naar huis te schrijven, daarom enkel deze foto als bewijsmateriaal.

- Kozjanski-park
En de gekleurde gevel-laureaten zijn ….
Hoe oostelijker hoe platter de boel werd en hoe grootschaliger de landbouw. Tot we op een bepaald moment eraan begonnen te twijfelen of we wel nog in Slovenie waren:
Vlaanderen??
Genoeg van die platte boel, trokken we de Pohorje in (plateau ten westen van Maribor). Heuvels, bossen (zelfs een stuk oerbos), watervallen, bomen vol met korstmossen (dus heel zuivere lucht) en ook … bakken regen! Niet getreurd: regenjas aan en die modder in!

- Overal korstmossen

- Oerbos
Ook in de Pohorje vonden we een stukje Vlaanderen terug: veengebieden waar turf de rivieren bruin kleurt. En wie venen zegt, zegt water, zegt kikkers, zegt tieren en brullen, zegt …. (tot zover Els’ vrije associatie).

- Door de venen

- Bruine turfrivieren
En wat doet een mens nog meer bij regenweer: kaarten! Het spel Cleopatra en Caesar is tegenwoordig een Gele hype geworden. Tussenstand: 3-2 (Cleopatra aan de winnende hand).

- Caesar-Cleopatra
- Aflsuiten in het oosten doen we aan de Drava:

- Drava

- Drava-ontspanning
Ons Sloveens eindpunt is Ptuj: Ptujse feesten (terraskes-avond), kampioenschap beachvolley volgen en … ons voorbereiden op Hrvatska!!
Volleybal kampioenschap Ptuj
t Was in een flits dat we het reepje Kroatie dat tussen Slovenie en Bosnie ligt doorkruisten. Belangrijkste reden daarvoor is dat het in Kroatie verboden is om wild te kamperen en dat het noorden van Kroatie ons kwa landschap niet echt aanspreekt: te plat, grootschalige landbouw, … Dus gingen we sneller dan verwacht door Noord Kroatie.
Onze vijfdaagse startten we in Varazdin, een stadje met een soort Blaameersen waar we mochten kamperen. We ontmoetten er Belgen en Fransen. Op dat moment leuk om die tegen te komen en te beseffen dat er nog gekken door de Balkan reizen!

Het laatste dorp van Kroatie is nog het interessantste. Jasenovac. Met zijn souveniers aan de twee laatste oorlogen: een concentratiekamp waar vooral Serviers, joden en zigeuners geliquideerd werden en sporen van de recentste oorlog in de gevels van de huizen. Geen verwondering dat de sfeer in dat dorp niet echt “vrolijk” was …




Bosnië: buiten West Europa
“Buiten west Europa”, het eerste dat ons opvalt als we de Kroatisch-Bosnische grens oversteken. De Bosnische douaniers grijnzen als we hen vragen of het in Bosnie toegelaten is om in een camper te slapen: “dit is Bosnie… alles kan!”
Het niet West-Europese, of beter gezegd, het gevoel van buiten de Europese Unie te zijn, valt op. Figuurlijk in de laksheid met regels, letterlijk in de sporen van de geschiedenis die in het land terug te vinden zijn.
Alvorens aan de sappige verhaalkes te beginnen, een beetje geschiedenis. Niet makkelijk, elke groep zijn eigen versie van de geschiedenis.
Bosnie behoorde van de 14e tot de 19e eeuw tot het Ottomaanse Rijk, de oorspronkelijke katholieke (Kroatische) en orthodoxe (Servische) bevolking wordt aangevuld met moslims. Dit zijn vaak plaatselijke bewoners die in ruil voor materieel voordeel en rust zich bekeren. Deze worden nu Bosniers genoemd en vormen met Kroaten en Serven de drie bevolkingsgroepen van Bosnie. Vanaf 1878 moet het afbrokkelende Ottomaanse rijk dit land afstaan aan Oostenrijk. Nationalisten zien hun kans en de strijd voor onafhankelijkheid begint. Die nationalistische gevoelens werden onderdrukt, maar na de ineenstorting van het communistische systeem mondde dit uit in de oorlog van de jaren 90. Na de oorlog wordt Bosnie verdeeld in de Republiek van Servie (noordelijk en oostelijk Bosnie) en de Federatie van Bosnie en Hercegovina, de zogenaamde Dayton akkoorden. Elk met zijn eigen bestuur, leger, politie, scholen, vlag…
We starten onze Bosnie-trip in de Republika Srpska. Prijedor geeft ons onmiddellijk het gevoel van buiten West Europa te zijn. De stad heeft welliswaar een “Veldstraat”, een drie jaar oude hippe winkelstraat. Maar het heeft evengoed stoffige straatjes met ontelbaar veel rommelige bazaars waar alles te koop is. Winkelen is anders. Je vindt er de supermarkt die voor de levenstandaard hier schandalig duur is. Choco aan Belgische prijzen … wie kan hem dit hier permitteren? Niet alle producten hebben een etiket met de ingredienten of het land van herkomst. Je kan dus alleen maar hopen dat ze werkelijk abrikozen in ons confituur gedraaid hebben. Op de markt trekken deze EU-burgers nog grotere ogen open: een vers gepluimde kip, zelfgemaakte kaas in een emmer, melk in oude colaflessen, … In Bosnie gaan we dus enkel naar de supermarkt om af en toe choco te kopen!
Vlakbij Prijedor ligt het Kozara-natuurpark waar we een tijdje gaan kamperen, wat geen enkel probleem is voor de parkwachter. Das niet te verwonderen, als je bedenkt dat er zelfs een autorace georganiseerd wordt. Jawel, en plein natuurpark komt de Renault crossen en een BBQ organiseren. We gaan een kijkje nemen en worden onmiddellijk uitgenodigd / gedwongen om ook van het lam aan t spit te proeven. We raken aan de praat met een jongere die ons vertelt dat de 3 bevolkingsgroepen terug overeenkomen met elkaar (“ziedaar, daar zit zelfs een Moslim tussen ons”), dat mensen niet zo rijk zijn hier maar sociale contacten belangrijker vinden dan materiele rijkdom. Zegt hij. Hij, die tot de rijkste klasse van het land behoort en wellicht zonder nadenken een pot choco kan kopen.


Tijdens de vijftal dagen die we hier doorbrengen, komen mensen een bezoekje brengen in de Gelen. Zonder veel tralala steken ze hun hoofd naar binnen en beginnen een praatje. Meestal zeggen ze eerst dat ze geen andere taal kunnen, maar komt die pas later toch naar boven nadat wij ons eerst uitgesloofd hebben in hun taal. En wat HUN taal dan precies is, ligt gevoelig. Zo halen we op de markt met veel zwier en zwaai ons woordenboekje Servokroatisch boven om iets te vertalen … Hola, het woord Kroatisch op de kaft van onze woordenboek schoot in de verkeerde Servische keel. Toeval wilde dat het woord dat we opzochten niet in het woordenboekje stond, wat de reactie uitlokte “tja, das ook geen Servisch woordenboek”. Terwijl het servisch, kroatisch en bosnisch eigenlijk dezelfde taal is … (vinden wij). Als we in de Republiek Srpksa zijn, zeggen we “ik spreek maar een beetje Servisch”, als we met Bosno Kroaten spreken, dan is het “ik spreek een beetje Kroatisch” en met moslims is het a la “Bosnisch”. Kwestie van voor alle zekerheid geen gevoelige taalsnaren te raken. Ook de jongeren gebruiken zeer expliciet dit onderscheid.
Buiten West Europa kan een mens ongestoord sieraden verkopen. In bepaalde steden en grote dorpen gaan mensen flaneren. Flaneren is zien, gezien worden en ontmoeten. Stel je voor dat we met zijn allen in Gent vanaf 20u de Veldstraat op en af beginnen te lopen, gewoon om elkaar tegen te komen. Leuke sfeer. En in die gezellige drukte zit daar dan een Belg schelpkes te verkopen. Geen choco-prijzen, maar aangepast aan de Bosnische standaard. En ze verkopen goed, maar wat belangrijker is: mensen blijven soms plakken voor een babbel.

Zo raken we aan de praat met een Bonische moslim die naar Engeland vluchtte tijdens de oorlog en tijdens de zomermaanden hier op “vakantie” komt. Hij overleefde drie concentratiekampen. Een beschrijving van de gruwelijkheden die hij meemaakte, zijn op aanvraag te verkrijgen … Uit zijn verhaal bleek duidelijk dat hij de oorlog nog niet licht vergeten is en perfect weet wie hem wat aangedaan heeft en waar die persoon nu woont … Wraakgevoelens en gevoelens van onmacht om het niet hebben kunnen verdedigen van familie en vrienden tijdens de oorlog. Als hij het woord “Srpska” uitspreekt, buigt hij zich voor het tafeltje tot vlak bij ons, neemt een lange aanloop voor de SSSSSSSSSSSS en fluistert de andere medeklinkers er snel achteraan. Een grotere ziekte bestaat er niet voor die man. En zoals hem lopen er nog vele anderen rond. Toen we de Bosnische grens overstaken, kwamen we veel Nederlanders, Zweden, Slovenen, Duitsers, … tegen. Geen toeristen, maar oorlogsvluchtelingen die de zomermaanden “thuis” doorbrengen en met opmerkelijk chique auto’s rondrijden. ”Das afgesproken spel”, zegt de Engelse Bosnier smalend, ”alle gevluchte Bosniers uit Prijedor komen elk jaar in de zelfde periode terug, dan durven de Serviers die hen uit Prijedor verdreven hebben, zich hier niet vertonen”. Hij wist ons ook te vertellen dat er een grapje bestaat onder de Serviers waarin ze zeggen dat zij tijdens de volgende oorlog naar t buitenland willen vluchten, zodat zij ook met rijkdom kunnen komen pronken …
De oorlog van 92-95 is geen verleden. In het straatbeeld is de oorlog duidelijk aanwezig: kapotgeschoten huizen, gebombardeerde gebouwen, afgebakende mijnenvelden, granaatinslagen in de straat, leegstaande huizen, verlaten dorpen, veel te veel kerkhoven met jonge mensen, sporen van kogels en granaten, mensen met mentale of fysieke oorlogswonden, … In de musea en de schaarse toeristische brochures stopt de geschiedenis net na WO II.
Zo bezoeken we in Banja Luka, de hoofstad van de republika Srpska, het Servische nationale museum waar we ze ons proberen te overtuigen dat de Serviers de oorspronkelijke bewoners van de huidige Republika Srpska zijn. De expositie stopt prompt na WO II en sluit smakelijk af met de wreedheden van Jasenovac (het laatste dorpje dat we bezochten in Kroatie). Een periode waarin de kroaten met behulp van de nazis (en met de morele steun van het Vaticaan) een hoop Serviers hebben afgeslacht. Soms lijkt de tentoonstelling een “kijk naar wat wij geleden hebben, wij zijn ook slachtoffers”. Maar het komt net niet storend over omdat ze zo vriendelijk zijn geweest om ook het lot van de Roma, joden en alle gematigde Kroaten mee te betrekken in hun verhaal.
Maar Bosnie is meer dan oorlog.
Zwemmen bijvoorbeeld! Zwemmen in de rivier IN de stad, kan in Banja Luka! We volgen deze rivier via een prachige kloof en stoppen onderweg even bij een warmwaterbron!


De kloof leidt ons naar Jajce. Een idyllisch uitziend stadje dat op de grens met de Republika Srpska ligt, dus zwaar getroffen door de oorlog. In vele Bosnische stadjes zien we dan hetzelfde gebeuren: 1 nieuwe hippe winkelstraat die de beschoten huizen aan het zicht moeten onttrekken. Van bovenuit krijgen we, willen of niet, zicht op oorlogssporen.



In Jajce leren we de keerzijde van de regelloosheid kennen. Politie die boetes uitschrijft voor verkeerd parkeren zonder dat er een verbodsbord geplaatst werd .. en … enkel buitenlanders op de bon zet. We ontsnapten eraan, maar werden een beetje verder tegengehouden omdat we zonder lichten reden (verplicht hier). De politieman had duidelijk te veel gedronken en dreigde met een boete van 20 euro (Bosniers zonder lichten mochten doorrijden). Els loste dit met knikkende knieën van kwaadheid op door de man erop te wijzen dat we geen euros bijhadden. Hij stak daarop een hele litanie af, waarop Els droog zei dat ze hem niet begreep. We mochten gaan. De tandenloze straatveger die achter onze rug meeluisterde, barstte in lachen uit …
Jajce is onder de Bosniers populair omwille van het prachtige meer. Het is een soort Blaarmeersen, maar dan in ongerepte vorm. Els haalt er voor de sport haar oorbellen boven en verkoopt aan het meer. Het leuke is dat we op die manier “kennissen” krijgen. Een van hen beloofden we zijn vangst op onze weblog te zetten.


De plaatselijke supermarkt had zijn rubberbootjes in promo gezet. Resultaat: half Jajce ging met een geel bootje het meer op. Wij ook!

En net als iedereen gaan ook wij op deze prachtige plek aan het BBQ-en!

Vanuit Jajce gaan we via binnenwegen naar Mostar. We rijden voornamelijk door een kaal landschap dat bezaaid is met kapotgeschoten huizen, verlaten dorpen en veel te veel kerkhoven. Het wordt een luguber tripje.


Mostar bestaat uit twee bevolkingsgroepen: Kroaten en Moslims. De Moslims wonen voornamelijk in het oude stadsgedeelte dat leeft van de toeristen met de beruchte brug van Mostar (vernield in de oorlog door de Kroaten) en de vele gezellige steegjes. Het Kroatische gedeelte bestaat uit grote lanen waar het gewone dagdagelijkse leven zijn gang gaat. De scheidingslijn tussen deze twee stadshelften / bevolkingsgroepen wordt gevormd door de Boulevar. En ja, het is nog steeds duidelijk zichtbaar dat hier keihard gevochten werd …


In onze reisgids lazen we dat beide bevolkingsgroepen in Mostar angstvallig op hun eigen territorium blijven en dat je met de plaatselijke bevolking niet over die scheiding moet praten. Els vond toch een bereidwillige jongere die vertelde dat Mostar helemaal niet gescheiden is. Een beetje verder in het gesprek werd duidelijk dat ze bedoelde dat mensen die hoger opgeleid zijn en niet geleden hebben in de oorlog ruimdenkend genoeg zijn om als Kroaat toch in het Moslimgedeelte uit te gaan. De vraag is natuurlijk hoeveel mensen er in Mostar hoog opgeleid zijn en hoeveel er niet geleden hebben in de oorlog … Het blijft een moeilijk te vatten stad.
En wie beweert dat er in Bosnie geen regels zijn: ziehier!!

En dan: de zee! Neum is DE place to be en ook de enige want Bosnie heeft maar 15 km kust. We vinden een toffe staanplaats nadat we de parkeerjongen duidelijk hadden gemaakt dat hij van Belgen geen dubbel tarief kan eisen. In Neum gebeurt het flaneren “en masse”: hordes mensen lopen de lange wandeldijk op en af. Els haalt de oorbellen boven en verkoopt zo goed dat er een weekendje Kroatie en een etentje mee betaald wordt!

Na de zee trekken we het binneland in. Nadat we een verkeerde weg zijn ingereden komen we in een dorpje terecht waar we een hele familie Bosno Kroaten tegen het lijf lopen. Niet zo bijzonder maar ze blijken in Brussel te wonen en baten daar een restaurant uit! Tijdens de vakantie komen ze er hun buitenverblijf restaureren. Er wordt ons Raki aangeboden (op ons redelijk nuchtere maag),”daar krijgt ge energie van” en we krijgen een rondleiding. Zo’n kans laten we niet liggen en onze Bosnie-vragen worden afgevuurd en zeer openlijk in het Frans beantwoord.
We komen per toeval in Nevesinje waar er net een olympiade aan de gang is. Een Servische traditie uit den tijd dat de Turken het er nog voor het zeggen hadden. Toen was dit voor hen de enige gelegendheid om samen te komen en elkaar te ontmoeten. De olympiade trekt veel Serviers die supporteren voor mannen met een vlees- en rakibuik die aan een touw trekken, paardrijden, zaklopen, …


Tussen heiligenbeelden ook de afbeelding van Mladic, voor ons een Servische oorlogsmisdadiger die gezocht wordt door het oorlogstribunaal van Den haag. Voor sommige mensen hier blijkbaar een heilige als een ander….
Ondertussen begint de Bosnie reis een beetje vermoeiend te worden. Hier niet zoals in Slovenie in elk stadje een toeristische dienst waar je mooie wandelkaarten vindt. De talenkennis van de bevolking hebben we ferm overschat, ook van de jongeren. Mensen zijn hier arm en bij sommigen merk je duidelijk een oorlogsfrustratie. Vooral bij de Servische Bosniers. Een deel van hen (meerderheid) wil een onafhankelijk Republika Srpska en een aansluiting bij het moederland Servie, dit was ook 1 van de redenen die leidde tot de laatste oorlog. ”Kosovo mag dat toch ook doen?” krijgen we te horen. De Dayton akkoorden waren dan ook maar een middel om de oorlog te laten stoppen, de servische nationalisten hebben nog niet bekomen waar ze naar streven. Dat er in verschillende media dan ook te lezen valt dat Bosnie opnieuw op een mijn ligt, is dan ook geen understatement. Na de oorlog is er voor de meeste mensen hier weinig veranderd, lidmaatschap van de EU is voorlopig een utopie.
En zo trekken we geleidelijk aan door het land. Eeen laatste Bosnische halte doen we in Visegrad waar we de brug die uitgebreid door Ivo Andric beschreven werd, gaan bezoeken. Leuk om de brug en andere plekken die beschreven werden in het boek, hier zelf te zien.
Hoe verder de reis vorderde hoe meer we Bosnie als een dubbel land ervaren. Waar we ons in het begin vergaapten aan oorlogssouveniers in gebouwen en mensen, voelen we nu meer hetgeen bijna elke Bosnier ons vertelt: wij willen hier weg. Want daar zijn ze het allemaal over eens.
Wij draaien ons kar en gaan richting Montenegro. Opluchting om achter te laten, pijn om mensen die die keuze niet hebben.
Reisweg Bosnië:
1. Prijedor
2. meer van Jajce
3. weekendje Kroatie
4. Nevesinje
Montenegro
Slovenie en Bosnie door de passe-vite draaien en voila … Montenegro! Net als in Slovenie is hier recent geen oorlog gepasseerd. Geen door de oorlog geschonden mensen, gebouwen en natuur. Mensen lijken meer ontspannen en de prachtige natuur is niet ontoegankelijk gemaakt door mijnen. Opluchting! Geen oorlog wil natuurlijk niet zeggen dat er hier geen spanningen zijn. Montenegro is sinds drie jaar onafhankelijk, wat niet bij iedereen in goeie aard is gevallen. Even wat uitleg.
In Montenegro wonen, jawel, montenegrijnen! Maar ze zijn hier niet alleen. Ze moeten dit mooie plekje delen met de Serviers (zij weer!), de Albanezen en de Bosniakken. De onafhankelijkheid kwam er met behulp van een referendum. 55 procent koos voor de onafhankelijkheid. Dik tegen de zin van de Serviers natuurlijk, die hun groot Servie steeds meer zien afbrokkelen (nu zijn ze ook hun zee kwijt). De taalkwestie blijkt ook hier een probleem. Is het Srbski of Crnagorski? Veiligheidshalve kiezen we voor het eerste, een Montenegrijn ligt er niet echt wakker van.
Bosnie is terug te vinden in de laskheid met regels. Auto’s zonder nummerplaten, huisgemaakte kaas op de markt, feesten en crossen in natuurparken, … Het kan allemaal, hoewel het ene voor ons al meer charme heeft dan het andere! Ook hier zijn mensen arm. Iets rijker dan in Bosnie, denken we, want de auto’s blinken iets meer. Maar ook hier mensen met onverzorgde tanden, weinig modieuze kleren, stoffige stadjes, mensen die vanalles op straat verkopen, … En net als in Bosnie gigantisch veel gokkantoortjes waar de voetballers voor geluk moeten zorgen. Verbazingwekkend, of juist niet, maar gokken lijkt de geprefereerde vrijetijdsbesteding van mannen.
Onze eerste ontmoeting met Montenegro gebeurt in stijl: Zjablak! Het meest toeristische plekje in de Durmitorio-bergen waar de chalet IN en hip is … gruwel, gruwel. We besluiten een camping te doen als er 1 is. In Zjablak en omgeving zijn er een stuk of vier. De concurrentie doet mensen rare onzin uitkramen. We komen een campingbaas tegen die ons in redelijk Duits met zachte dwang probeert te verplichten naar zijn camping te komen. We weigeren en zeggen dat we al een camping gevonden hebben. Als hij hoort waar we logeren probeert hij ons nog af te pietsen van zijn collega. Niks helpt, dus haalt hij zijn grootste troef boven. Jamaar, jullie campingbaas, dieje doet mee aan de gayparade!! Het dringt zeer traag tot ons door dat dat negatief wordt bedoeld …
Helaas, door foto-virussen zijn er veel Durmitor-fotos gesneuveld, maar dit is gespaard gebleven:

Na Dormitorio trekken we naar Biogradska nastuurpark. We passeren de door ons geapprecieerde stoffige straatjes en vinden een zalig marktje:

Biogradska verkennen we langs de minst toeristische kant. We kopen een stafkaart, trekken de bergen in en genieten van de stilte. Af en toe wordt die stilte zeer plots onderbroken door luid zingende herders. Drie maanden wonen die mannen in houten berghutjes met hun schapen, koeien of paarden. Zo een groepje nodigde ons met veel lawaai bij hen thuis uit. In het begin een beetje onwennig tussen die zelfgestookte pruimenjenever drinkende herders te zitten. We krijgen ingelegde paprika, kaas, brood, zoete melk voorgeschoteld, alles domaci, huisgemaakt. Ondertussen worden we geentertaind met lollen over Serven-Montenegrijnen.

Tijdens de wandelingen wordt er regelmatig gestopt om frambozen, braambezen, bosbessen en aardbeien te plukken. jawel, na oma en moeder ook Els aan het confituurmaken. Spelregels onderweg zij als volgt: prop je eerst vol met al die lekkere bezen, wat er echt niet mee ingaat is steek je in de confiturenzak.
In het meest toeristisch deel van dit natuurpark staan we vlakbij een meer. Als we terugkomen van een wandeling is het daar vollen bak ambiance. Blijkbaar een trouwfeest dat met luide muziek en bergen bier gevierd wordt. Els krijgt een uitnodiging om mee te vieren in de vorm van een volle pint die naar haar hoofd geslingerd wordt… Neen dankjewel. We proberen hun gedrag echt te brgijpen, zelfs als de luide techno ons vre op de zenuwen werkt. we kaderen alles door te denken aan hun armoede en geen feestzaal kunnen betalen, geen regels hier dus mensen doen waar ze zin in hebben, moesten er in belgie geen regels zijn zou het vantzelfde zijn in de Bourgoyen, … Alle verklaringen passeren de revue, tot we een Montenegrijn zien die hem evengoed ergert aan het lawaai. Allee, deze keer zijn het niet alleen de verwende buitenlanders die zich ergeren aan de lokale norm!
Na al die natuur, tijd voor wat stoffige stadslucht. Dat vinden we in de hoofdstad Podgorica. En wie vinden we daar nog… den Crni (zwart in Montenegrijns, gelieve het uit te spreken als “den Tsjernie), in een drukke winkelstraat, kopje treurig naar beneden. We adopteren hem direct, proberen hem met allerlei middeltjes en met advies van de dierenarts op te peppen … Helaas, Crni, 2-3 weken oud, was te verzwakt om het te halen. We zorgden 1 dag voor hem, tot hij in Els haar armen wegkroop om daar gekoesterd en geknuffeld zachtjes te sterven.

Via het Skadarsko meer rijden we naar Ulcinj. Albanie lonkt … We worden mentaal al wat voorbereid door de vele Albanezen die al in dit kuststadje wonen. Hier is 90 procent van de bevolking etnisch Albanees. Nog geen symptomen van massatoerisme, maar daar wordt vlijtig aan gewerkt. Zo werd ons trots gemeld dat zij over een 12 km lang zandstrand beschikken. Het langste van in Montenegro!. T’is hier vaak zo. Bij de ene is er het grootste meer van zuidoost europa (skandarsko meer), bij de ander is het het enige Europese regenwoud (Biogradska Park) en ze hebben hier zelf de grootste canyon van Europa (even googlen leert ons dat er nog canyons met deze eer willen gaan lopen). Ons zal het een zorg wezen, wij vergapen ons opnieuw.




Albanië: sfeer opsnuiven
Ooit beloofde Els tijdens een stage aan een bende van Albanese jongeren in het Klein kasteeltje dat ze ooit in hun zee zou gaan zwemmen …
Met een goeie portie voorzichtigheid dankzij het reisadvies van Diplomatie en met een even grote portie nieuwsgierigheid, steken we de grens over om er de sfeer te gaan opsnuiven.
Meteen krijgen we een eerste realiteit van Albanie voorgeschoteld: 800.000 Albanezen wonen/werken in het buitenland. Een hele rij van Italo-Albanezen keren terug van een vakantie in hun thuisland. Albanie binnengeraken gebeurt niet zo vlotjes als gehoopt: de controles zijn de strengste van de hele Balkan! Het lijkt erop dat er over ons paspoort een boek wordt geschreven, zo lang moeten we wachten. Twee maal vragen ze “you open your house?”. Maar … we mogen binnen, in tegenstelling tot onze voorganger die onherroepelijk teruggestuurd wordt naar Montenegro.
” t Zijn zotten op de weg”, een van de eerrste dingen die we over Albanie lezen. Wel, ‘t valt goed mee. Er wordt heel wat afgetoeterd op de weg, maar dat betekent niet meer dan een beleefd “excuseer, ik waarschuw u even dat ik u op een zeer boertige manier ga passeren”. Eens we dat doorhebben, wordt het ontspannender rijden. Er wordt, voor ons, soms op rare manieren en plekken gemanouvreerd en ingehaald, maar steeds op een aangekondigde, sportieve manier waardoor het nooit echt gevaarlijk is. En alles kan op de Albanese weg: kinderen achter het stuur, met ezels de drukken autowerg ophossen, zonder nummerplaat rondstuiven, … Maar: zerotolerantie voor alcohol!
Een eerste deftige stop houden we in Kruje. Onmiddellijk komt een restaurantuitbater ons voor zijne dorpel uitnodigen om veilig te slapen. We zijn wat argwanend, want veronderstellen dat we dan moreel verplicht zijn om bij hem te gaan eten. We doen het niet. De volgende dag is hij het die ons waarschuwt een bepaalde straat niet in te rijden omdat de politie dat beboet (geen verbodsbord te bespeuren …). Gedurende onze verdere trip leren we spontane gastvrijheid en vriendelijkheid even spontaan aan te nemen.
Kruje is bekend om zijn Skanderbergmuseum, waar de nationale held met veel zwier en zwaai in de verf gezet wordt. Hij hield de Turken op een schappelijke afstand en dat wordt beloond!

Op de markt merken we pas goed hoe laag de levenstandaard is, erger hebben we het in de Balkan nog niet gezien. De prijzen voor groenten en fruit zijn soms schaamtelijk laag, het eerste land waar Els haar schelpen niet durft te verkopen. De markten zijn dikwijls tegen de zon met zeilen overdekt, waardoor shoppen in een gezellige donkerte gebeurt.

Het valt ons op dat met uizondering van Els, weinig vrouwen s avonds op straat lopen. Iemand legt ons uit dat dit ten Noorden van Tirana, vooral bij moslims, de gewoonte is. Ten zuiden van Tirana merken we inderdaad meer vrouwen op straat. Maar ook daar twee soorten cafes: die waar vrouwen en alcohol te vinden zijn, de andere met uitsluitend mannen aan de koffie. Maar een groot verschil met Bosnie: zelden een gesluierde vrouw op straat te zien. Godsdienst, hoewel ook hier een mix van moslims, katholieken en orthodoxen zoals in Bosnie, lijkt hier minder belangrijk. Das ook zichtbaar in de kerken en moskeeen: veel minder prominent aanwezig in het straatbeeld. Applausje voor de Albanezen die op een vredevolle manier met deze godsdienstmix lijken om te gaan.
De eerste zeelucht die we opsnuiven STINKT. De riolering komt letterlijk uit in zee. Naast Albanese toeristen ook vliegen en vuilniszakken op het strand. In Fier raken we aan de praat met een Albenese jongere. Hij raadt ons aan om de kusten onder Vlore te gaan verkennen, wat we zonder aarzelen doen! En daar: snuiuiuiuifffffffffffffff … iets minder stank (onze Westerse neuzen zijn duidelijk gevoeliger dan de Albanese …) en de beloofde plons in de Albanese zee!!

Snuif mee van de Albanese kust tot in Sarande … Enkele sfeerbeelden





En in Sarande keren we ons kar. We overwogen eventjes om een mousaka in Griekenland (op 12 km) te gaan eten, dat klinkt wel sjiek voor in het verslag, maar we doen het toch maar niet! Dat geeft ook al geen gerommel aan de grens. Onze Gele kar wordt definitief 180 graden gedraaid. Griekenland laten we voor wat het is, we bollen zachtjes, zeer zachtjesaan terug richting Slovenie. Wellicht, als de plannen niet gewijzigd worden, zijn we dit jaar onder den Belgischen kerstboom te vinden!
Van de zee de bergen in. Goeie wegen door desolaat landschap. Hier en daar duiken bunkerkes op. Iemand legt ons uit dat er een 700 000 in Albanie te vinden zijn. Na WO II hadden de communisten schrik dat er een volgende oorlog zou uitbreken, vandaar deze betonnen champignonnen.

Onderweg worden we uitgenodigd om bij iemand in de tuin te slapen. Zalig om in een klein dorpje met de plaatselijke tieners wat Engels te leuteren. De volgende dag kopen we van die mensen veel te dure honing … Onze kneuterigheid zorgt ervoor dat we daar nog minstens een halve dag over zagen!
Knokke zal ‘t niet graag horen, maar het Albanese Knokke vinden we in Orhid. En tegelijk ook helemaal niet. Het meer dat aan de Macedonische grens ligt, is enerzijds afgelekt chique met een wandeldijkske en een chique hotel. Anderzijds ligt net aan de rand van de stad het echte leven met stoffige straten en mensen die gedwongen zijn om allerlei dingen aan de kant van de weg te verkopen (bananen, een aapke, geroosterde mais, bloederige koeievellekes, …).

Uitiendelijk doen we als elke goeie toerist Tirana. Niks aan want ze heeft alles van een grote stad zoals wij het kennen. Behalve dan misschien dat de grote boulevards ervoor zorgen dat de sportieve rijstijl van de Albanezen niet zo aangenaam is voor voetgangers …


We blijven er 1 dag om alle laatste souvenierkes te kopen en besluiten via het binnenland Albanie uit te rijden. Dat hadden we gehoopt, tenminste. Na twee uren schokken, wiebelen en rammelen door de zeer slechte wegen, keren we de Gelen en wiebelen diezelfde baan twee uur lang weer terug!

Op het gemakske terug!
Op het gemakske terug: Kroatië
Kroatië vakantieland … Kroatie het land waar wild kamperen verboden en geregistereerd zijn, verplicht is. Concreet betekent dit dat de politie elke nacht wil weten waar welke toerist slaapt. We houden ons aan deze regels, want de Kroatische politie is gul in het geven van boetes aan buitenlanders. Op elke camping vragen we naar een registratie, dit tot ergernis van de meeste kampinguitbaters (voor hen veel over en weer geloop!).
Kroatië vakantieland is ook … Dubrovnik!! Er wordt al genoeg over geblaten, dus doen wij het niet nog eens. Kort en krachtig, ‘t is een leutig, eivol, commercieel, witbetegeld, oud stadje aan de zee. Wie gratis openbaar WC-adreskes wil: bij ons verkrijgbaar!! Commcerce ten top, want zelfs de stadsplannekes zijn te betalen en nergens worden er openbare plannen uitgehangen. Behalve 1 plan met rode stippen die aanduiden waar “de agressieve Serviers en Montenegrijnen de stad beschoten hebben” (hun bewoording!). De weinig verzoenende tekst erbij ergert ons, evenals de tanks die in de stadsparkjes ter versiering opgesteld staan.


Onze eerste Kroatische nacht brengen we door in … Bosnië! Op een 70 km van Dubrovnik ligt het Bosnische kuststadje Neum, dat we reeds kennen van onze Bosniëtrip. In september is dit stadje zo zalig kalm dat we er 2 dagen genieten van een staanplaats vlak bij zee. Geen drukke meute zoals in de zomer. Behalve wij, nog enkele Duitse gepensioneerden en wat Kosovaarse maffiamannen die Mathieu uitdagen op het schaakbord.

En daarna moeten we terug “Kroatië-vakantieland” binnen. De douanier neemt zijn taak zeer serieus: vraagt ons de camionet te openen en gaat als een speurhond rondsnuffelen in de Gelen. Frigo open, tandenborstels tonen, fruitmand wordt geinspecteerd … Hij sluit af met enkele klopjes op onze plafond die uitermate verdacht hol klinkt. Hoe hol hol ook kan klinken, hij is er gerust in en laat ons door! Man, we hadden onze reiskas kunnen spijzen door een troep Albanezen in ons plafond de grens over te smokkelen!
Vlak voor Split gaan we braaf de camping op. Dit wordt dan weer gecompenseerd in Split zelf waar we wild gaan kamperen en schelpen verkopen. Els raakt aan de praat met een andere oorbellenverkoper die haar een tipje van de Kroatische sluier licht. Hij heeft het over de “fascistenstaat” en ander fraais. Niet dat wij het zo aanvoelen, maar het land geeft ons de indruk dat we als toerist achter een facade moeten genieten van het vakantieland en dat het niet aangemoedigd wordt om daarachter te gaan gluren. Het BNP van Kroatië wordt grotendeels bepaald door de toeristische sector. Dit betekent dat aan de kust alles blinkt en schittert, voor de toerist althans. Voor de doorsnee Kroaat wordt het leven door die toeristen heel duur (Belgische prijzen) en worden toeristen enkel gezien als lopende portemonnees. En die lopende portemonnees kunnen daar nie mee lachen … Kroaten zijn gesloten, koud, … We horen het vaak, voelen het soms ook zo aan, maar die hele toeristische sector lijkt dat land zo scheef te trekken dat we daar vanzelf in meerollen. Vaak bedenken we dat we hier geen rauwe oorlogsherinneringen zien zoals in Bosnië. De vraag is of ze achter die glimmer-facade weggemoffeld zitten om voor de lopende portemonnees Kroatie te laten blinken als een echt vakantieland.
Split dus, klein Dubrovnik. Voor ons charmanter want minder druk en minder commerce. Els compenseert dit laatste door vollop oorbellen te gaan verkopen. Het lukt haar om op 2 uren tijd voldoende geld uit de andere lopende portmonnees te slaan dat ze het voor bekeken hield. Zelfs de plaatselijke vissers gaan helemaal uit de bol bij haar winkeltje!!


We rijden de kust verder af richting Slovenie en genieten van ons campingleven. En wat doet ne mens dan zoal …





Kroatië-vakantieland wordt met zwier en zwaai afgesloten door per ongeluk op de autostrade terecht te komen en bij de peage met uitgestreken gezicht te beweren dat we gene frank op zak hebben (Mathieu weigert nog meer geld uit te geven in Vakantieland). Maar geen avance: terugkeren is de boodschap. Met twee man laten ze ons 180 graden draaien en al vloekend rijden we via de nationale weg SLOVENIE binnen!!!
Op het gemakske terug: Slovenië
Herfsttafereeltjes in Slovenië. Hét decor bij uitstek om het noodlot, dat ons de hele Balkanreis zo goedgezind was, een beetje te tarten! Met champignonnekes bijvoorbeeld! In de bossen van Cerknica (Zuid-Oost Slovenië) tonen Slovenen ons hoe we de parasolzwam kunnen herkennen en klaarmaken.
Na wat opzoekingswerk blijkt het om de Europese bruine beer te gaan. Teddy is 1 van de 400 beren die Slovenië rijk is. Teveel beren hoor je wel eens zeggen. Een symptoom van de oorlog in Bosnië, waarbij de beren massaal rustigere oorden opzochten. In principe is Teddy ongevaarlijk, zolang er maar geen spelend berejong op je schoot komt gerold. Soms komen we bij het begin van een wandeling een waarschuwing tegen: “opgepast, beren!” Leuk. Wat een mens juist moet doen wanneer hij een beer tegen komt, komen we nergens te weten. Luid babbelen, af en toe eens op ons fluitje blazen, was dus de boodschap.
In Dane brengen we een bezoekje aan de familie Kandare van de paardenboerderij. Het leuke weerzien krijgt een staartje: we blijven er langer plakken dan “gepland” en werken er enkele dagen mee: paardenstallen uitkuisen, appelsap maken, koken met omi en een schoolbezoekje aan de boerderij passeert ook onze Gelen!
Noodlot tarten kan ook door een weekendje oorbellen te gaan verkopen IN het centrum van Piran! Mooie verkoopplaats, veel toeristen die passeren, kijken, passen en … kopen! Op de achtergrond blijft de oorbellenpooier steeds alert!
Zee wordt afgewisseld met bergen (regio Tolmin, NW Slovenie) en plots was daar … de winter!
En wie het noodlot tart … heeft het geweten op vrijdag de dertiende!!
Inderdaad: uiterst ongewenst bezoek dat we nog net zien wegwandelen van bij de Gelen. Gebroken ruit is de voornaamste schade, als we de lege gepikte portemonnees en een toiletzak niet meerekenen De aangifte gaan doen bij de politie verliep frustrerend: een vijfkoppige bemanning die beweert geen Engels te spreken (maar ons wel in het Engels vraagt te gaan zitten). Uiteindelijk trommelen ze een collega op die naar ons luistert. “Ja Madam, der zijn hier veel zigeuners en junkies he”. Madam is niet zo opgezet met die conclusie, maar houdt wijselijk haar Engelse mond. Ook de Renaultgarage leidt tot frustraties: “madam, die ruit moet uit Parijs komen, dat duurt tien dagen en kost u 100 euro, plaatsing niet meegerekend”.
En toen was er: de vrouw van het toeristenbureau in Metlika wiens schoonbroer ons vijf keer zo snel en de helft zo goedkoop als de Renault aan een nieuwe ruit helpt! Genoeg noodlot getart, tijd voor een stuk Sachertorte! Wij rijden via Oostenrijk en Tsjechie op het gemakje richting Belgie terug.
Op het gemakske terug: Wenen – Praag – België
Nog een laatse blik achterom in Slovenië …
… en wij zijn op weg naar Wenen! Wie Wenen zegt, zegt niet alleen “veel te dure koffie” (we vielen haast achterover als de koffiemadam van een ongezellige taverne ons 3.5 euro aanrekende voor een ordinaire koffie!), maar ook “Sisi”!!
We hadden alle twee dezelfde bedenking toen we de tentoonstelling verlieten: wat een truttemie! Er wordt beschreven hoe Madam uren in de badkamer doorbrengt, hoe ze gedreven aan haar lijn werkt en zich niks van politiek aantrekt. De sterke, rebelse vrouw die zich afzet tegen de etikette van het hof moet het afleggen tegen de depressieve barbiepop …
Aan alle ex-Ekkergem-kotgenoten: ik (Els) heb mijn best gedaan om de zo vaak gespeelde Sisi-taferelen nu eens in het juiste decor te kunnen herhalen. Helaas, de bewaking is zeer streng en ondanks al mijn Sisi-allures en briljant acteertalent, werd noch de venster-, noch de trapscene toegelaten. Ook foto’s trekken is ten strengste verboden:
Wenen is zoals we het verwacht hadden: te groot om er gezellig rond te kuieren, te duur en weinig charme. ‘t Is al Mozart en Sisi wat de commerciële klok slaat!
Tsjechië is van een ander kaliber. Vaarwel het Oostenrijkse “gruB got”, hier gaan we weer voor een atheïstische “goeiendag” ! Via Ceski Krumlov (middeleeuws stadje met een lekker vegetarisch restaurant) bollen we naar Praag. Voor de één een nostalgisch weerzien, voor de ander een aangename verrassing.
Praag: uren rondwandelen in de stad en uitrusten in de Kavarna Velryba.
De stad heeft charme. En ja hoor, Els valt weer voor de gotiek … Geen paniek, kapsel nog steeds symmetrisch en puntschoenen blijven in de kast
Van het kasteel tot de zwarte markt, van de bekende oude brug tot de Praagse buitenwijken: Praag wordt na Gent “ons stad”! Afsluiten doen we op de traditionele manier; onze laatste kronen worden uitgegeven aan:
Via de Duitse autostrades komen we in België aan. Dat we de grens overrijden terwijl het water met bakken uit de lucht valt is al een veeg teken. Wanneer we dan nog onze vrienden van de federale politie tegen het lijf lopen is het duidelijk . “De vakantie is gedaan jongens, zorg maar dat uwen auto tegen volgende week gekeurd is!” En ze hebben gelijk: onze Balkanreis zit er op. De intense trip door de achtertuin van Europa en de boeiende ontmoetingen … we vergeten ze nooit!
CUISINE JAUNE
Een zalige uitvindingen voor “blenderverslaafden” zonder elentriek: de passe-vite en de handmixer!
Smeerselkes, sauskes, boterhamspreads, soep, kroketten, … alles wat vroeger met 1 duw op de blenderknop gemixt en geplet werd, wordt nu in de Gelen “gedraaid”! Wat we zoal met succes draaien:
Kikkererwtensoep:
1 teentje knoflook fijngehakt, 2 el olijfolie, kikkererwten, groentebouillon, 1 el azijn, 1 laurierblaadje, peper en zout.
Kikkererwten een nachtje laten weken en koken. Knoflook fruiten en kikkererwten, bouillon, laurier, toevoegen. 10 minutren laten koken. DRAAIEN (of mixen) en klaar!
Vijgenspread
1.5 kop vijgen, 3el rozijnen, 1 kop water en 2 el citroensap
Alles in een pannetje op het vuur en laten koken tot het water weg is. DRAAIEN. Laten afkoelen en de boterham op!
Linzenkroketjes
225 g rode linzen, 1 fijngesneden groene paprika, 1 fijngesneden ui, 2 teentjes look, 1 tl garam massale, 0.5 tl chili, 1 tl komijn, 2 tl citroen, 6 dl water
Linzen, groenten, kruiden en water 30 minuten op het vuur laten koken tot het een stevig mengels is (eventueel broodkruim toevoegen). Laten afkoelen en bolletjes rollen die je daarna paneert en bakt. (recept zonder passe-vite maar wel heel lekker).
Auberginespread
1 aubergine, 1el citroen, 1 teentje look, zout en peper
Aubergine in plakjes snijden, zout op strooien en na een half uurtje afdeppen. Stoven of bakken in de pan. DRAAIEN. Citroen, look, peper en zout toevoegen.
Falaffel
2 kopppen kikkererwten, 1 ui, 2 teentjes look, 2 el peterselie, 2 el koriander, 2 tl komijn, 1 tl paprikapoeder, 1 el water, zout, 1 ei
Kikkererwten een nacht laten weken en koken. Ui en kruiden toevoegen. DRAAIEN. Bollelkes van rollen, paneren en bakken.
Linzenspread
250 g linzen, 2 teentjes look, 1 ui, 1 el koriander, 1 tl gember, 1 tl kerrie, 1 tl kaneel, 1 el komijn
Linzen gaar koken, ui en kruiden toevoegen. DRAAIEN en klaar!
Rode bietenspread
draai 250 g gestoomde rode biet, 4el walnoten, 1 snee borrd of 1 aardappel, 1 teen look, 6 el zonnebloemolie, 2 el balsamicoazijn en wat zout doorelkaar. Voila, de ondertussen beruchte rodebietenspread!!
Wortelsoep (uit: vegetarisch genieten)
2 uien, 1 teen look, 1 cm gemberwortel en 500 gram wortels fijn snijden en stoven. Voeg 1 liter water en 1 tl kerrie toe en laten koken. Eens aan de kook 2,5 dl koksmelk toevoegen en alles goed laten koken tot de wortels gaar zijn. DRAAIEN (of mixen). Een half bosje koriander uit de kruidentuin halen, snipperen en de soep ermee opfrissen!

Maar de cuisine Jaune is meer dan draaien alleen:



- sushi






- Mathieu en burek: altijd en overal!


- Els geniet van eerst en enige burek

Herfstsmaken:
Parasolzwammen worden met een beetje zout gebakken, inktzwammen belanden rauw op ons bord!
Er wordt ’t een en ’t ander gedroogd in de Gelen:
En om in schoonheid te eindigen: ’t kan der soms ook chique aan toe gaan in de Gelen: